
De aanbidding der wijzen
Drie wijzen uit het Oosten brengen de pasgeboren Christus hulde. Dit prachtige reliëf in albast toont hun aanwezigheid in de kerststal.
Mattheüs 2, 1-18 vertelt dat wijzen uit het Oosten door een heldere ster naar de pasgeboren Christus werden geleid en Hem hulde brachten. Waarschijnlijk waren de wijzen Perzisch-Babylonische astrologen. In latere verhalen worden ze omschreven als koningen en zijn ze met drie, vanaf de 8ste eeuw krijgen ze een naam.
Dit prachtige reliëf in albast toont de aanbidding van de drie wijzen. Balthasar, de oudste, schenkt goud, symbool van Christus’ koningschap. Melchior, de middelste, schenkt mirre, een welriekend en kostbaar hars dat gebruikt wordt bij de balseming. Een vroege verwijzing naar Christus’ dood. Caspar, de jongste met een donkere huidskleur, schenkt wierook. Hij brengt hiermee hulde aan de goddelijke natuur van Christus.
De koningen verschijnen vaak onmiskenbaar oosters, met kleurrijke gewaden en tulbanden, en met kamelen, dromedarissen en luipaarden in hun kielzog. Volgens middeleeuwse commentatoren omvatten de drie wijzen niet alleen alle leeftijden van de mens, maar stellen ze ook de drie (tot dan toe bekende) werelddelen voor: Europa, Azië, en Afrika (resp. Balthasar, Melchior en Caspar). Al kunnen de verschillende toeschrijvingen onderling ook verschillen. Samen vertegenwoordigen ze de gehele mensheid en benadrukt het verhaal de universaliteit van Jezus Christus die voor iedereen ter wereld is gekomen.

Van Epifanie tot drie koningen
Binnen de Oosters-Orthodoxe Kerk werd de openbaring van Christus aan de wereld reeds gevierd tijdens Epifanie. Deze viering vindt plaats op 6 januari. In de Westers-Roomse Kerk werd het feest overgenomen en de wereld verpersoonlijkt door de drie koningen. De feestdag zoals we ze vandaag kennen was geboren.
Het wijwater dat men wijdt op de avond vóór Driekoningen, wordt driekoningenwater genoemd en geldt als het meest krachtige wijwater. Het wordt gebruikt om ziekten af te weren en duivelse invloeden te neutraliseren. Met het wijwater worden huizen gezegend; met gezegend krijt de letters C+M+B (“Christus Mansionem Benedictat – Christus zegene dit huis”) op de deur toegevoegd.
Bekender nog is het Driekoningenzingen of Sterzingen, waarbij kinderen in groepjes van drie, verkleed in mantels en kronen en voorzien van een ster, van deur tot deur gaan om al zingend snoepgoed te verzamelen. In sommige streken wordt
er met Driekoningen een koek gebakken waarin een boon wordt verstopt. Wie de boon treft is koning voor die dag. Soms wordt die boon vervangen door een muntstuk of een metalen of porseleinen figuurtje.
De drie koningen werden ook pas op 6 januari met hun geschenken in de kerststal bijgezet. Met goud tegen de armoede, wierook tegen de stank van de stal en mirre om Jezus’ billetjes te beschermen tegen het prikkende stro, zo heette het in de volksmond. Soms werden ze zelfs elke dag een stapje dichter naar de kerststal gezet. Ze waren immers nog onderweg en zouden pas op 6 januari de stal bereiken.
Het weghalen van de kerstboom vóór Driekoningen bracht in elk geval ongeluk!