Allegorie van de Goede Dood
Een allegorische sterfscène met een unieke iconografie.
Het schilderij Allegorie van de Goede Dood is een topstuk met een unieke iconografie uit de collectie van de abdij van Park.
De voorstelling toont centraal de gekruisigde Christus met bovenaan God de Vader, geflankeerd door engelen. Links en rechts van het kruis bevinden zich respectievelijk Maria en de Heilige Norbertus van Gennep (ca. 1082-1134).
De man op zijn sterfbed is Frans Van Vlierden, abt van de norbertijner Abdij van Park tussen 1583 en 1601. Hij richt zijn laatste woorden tot Maria: "O spes in morte me solve Maria precor te" ("In mijn hoop op het einde, ik smeek u Maria, red mij"). Duivels en demonen aan het hoofdeinde van het bed verlekkeren zich op zijn ziel, die als een naakte, kleine man uit zijn mond ontsnapt: “Hanc animam posco quam plenam crimine nosco" ("Ik eis deze ziel op, die vol is van zonden"). Maria spreekt op haar Zoon voor: "Hoc quia suxisti fili veniam precor isti" ("Ik bid je, mij Zoon, om genade voor deze man, Jij, die ook aan deze borst bent gezoogd"). Christus toont Zijn wonden en richt zich op zijn beurt tot Zijn Vader: "Vulnera cerne pater fac quod rogi mea mater" ("Kijk naar Mijn wonden, Vader, doe zoals Mijn moeder vraagt"). De Heilige Norbertus citeert Bernardus van Clairvaux (ca. 1090-1153): "O homo securum habes accesum ad Deum" ("Oh mens, uiteraard heb jij toegang tot de Heer").
Dit beeld past in een lange traditie van sterfscènes in nabijheid van de Heilige Drievuldigheid. Toch is het opmerkelijk in zijn soort: niet alleen door de manier waarop de ziel wordt afgebeeld, maar ook door de aanwezigheid van Maria. Het schilderij onderstreept zo het belang van de Heilige Maagd als patrones en beschermheilige voor de norbertijnenorde.