Marie bellando mitjans 1 Zqu M1n8 G2 M unsplash

Liesbet Kusters in gesprek met Marjolijn van Heemstra

30 november 2021

“Ongemerkt zijn wij mensen zonder sterrenhemel geworden”

Voor de teksten en de audioguide bij de tentoonstelling Blik op oneindig deed PARCUM een beroep op de Nederlandse auteur en theatermaker Marjolijn van Heemstra. Haar werk draait vaak rond de vraag hoe de ruimte ons kan helpen om anders naar de aarde te kijken. Vanuit haar eigen fascinatie voor het universum en de grote levensvragen die het oproept, ging Marjolijn van Heemstra in dialoog met de objecten en thema’s die aan bod komen tijdens de expo. Curator Liesbet Kusters praatte met haar over hun bijzondere samenwerking.

Liesbet Kusters: “Marjolijn, jij bent opgeleid als godsdienstwetenschapper, maar je bent sinds jaar en dag ook gefascineerd door de ruimte. Waar komt die bijzondere interesse vandaan?”

Marjolijn van Heemstra: “Het heeft allebei te maken met mijn fascinatie voor wat we niet begrijpen, datgene wat zich bevindt aan de rand van wat we kunnen weten. Vragen als ‘waar komen we vandaan?’ en ‘waar gaan we naartoe?’ leunen voor mij heel dicht aan bij de godsdienstwetenschappen. Er schuilt een zeker mysterie in, en dat is wat me aanspreekt.”

Kusters: “Daar zit ook een raakvlak met het thema van deze expo, denk ik. Via religie en geloof probeert de mens een poging te doen om die levensvragen te beantwoorden en zijn eigen bestaan te begrijpen. Maar eigenlijk komen we algauw tot de conclusie: we kúnnen het niet begrijpen, het zal altijd een mysterie blijven. En misschien is dat ook wel oké.”

Van Heemstra: “Ik hoorde onlangs een podcast over kwantumfysica waarin werd verteld dat de beelden die wij zien maar een vertaling zijn die onze zintuigen maken van de wereld om ons heen. Het is een beetje zoals een piloot op het dashboard allerlei gegevens ziet die hem of haar weliswaar in staat stellen te navigeren, maar die geen exacte weergave zijn van wat er buiten de cockpit gebeurt. Zo is het ook in ons leven: wat wij zien is een vertaling, een interpretatie van de realiteit, maar die is heel anders dan wat er werkelijk gebeurt. We nemen slechts dat dashboard waar. Binnen de kwantumfysica spreken ze van een soort sturende geest die alles bij elkaar houdt. Als ik dat hoor, denk ik spontaan aan een heleboel mystieke stromingen die eigenlijk precies hetzelfde zeggen. Dat soort verbanden vind ik interessant.”

Religie als verhaal

Kusters: “We hebben voor tentoonstellingen in het verleden al een paar keer samengewerkt met hedendaagse beeldende kunstenaars, maar het leek ons interessant om het dit keer op een andere manier aan te pakken en samen te werken met een auteur. We dachten vrijwel meteen aan jou, dus we waren heel blij toen jij zo enthousiast reageerde. Wat sprak jou precies aan in dit project?”

Van Heemstra: “Eigenlijk komen hier twee interessegebieden van mij samen. Meestal gaat het ofwel over godsdienst ofwel over de ruimte, maar de combinatie van beide thema’s is best uitzonderlijk. Het gebeurt niet zo vaak dat ik opdrachten krijg die zo nauw aansluiten bij mijn manier van denken – deze tentoonstelling had net zo goed uit mijn eigen hoofd kunnen komen (lacht).”

Kusters: “Vaak worden wetenschap en geloof tegenover elkaar geplaatst, alsof ze elkaar zouden uitsluiten. Hoe voel jij dat aan? Ervaar je soms ook een spanning tussen die twee aspecten?”

Van Heemstra: “Ik ben zelf niet erg gelovig, ik vind religie gewoon heel interessant. Er zijn veel stromingen die mij aanspreken en die mij inspireren, maar ik leef niet volgens bepaalde regels of dogma’s. Als je wel heel dogmatisch of fundamentalistisch gelooft, is dat eigenlijk heel materialistisch, want dan neem je alles letterlijk en dat is volgens mij niet te verenigen met de wetenschappelijke kennis waarover we vandaag beschikken. Maar op het moment dat je dat geloof veeleer metaforisch gaat interpreteren, zoals ik dat doe, zie je dat er veel dingen zijn die bijna één op één overeenkomen met wat we weten over de kosmos, zoals wat ik daarnet zei over die ‘sturende geest’ uit de kwantumfysica. In die oude tradities zit zo veel wijsheid die we nu opnieuw ontdekken via de wetenschap. Dat vind ik heel interessant. Voor mij sluiten religie en wetenschap elkaar dus niet uit, ik beschouw het veeleer als verschillende lagen, verschillende hoeken van waaruit je naar hetzelfde kijkt.”

Marco Mertens
Marco Mertens

Kusters: “Dat is voor een deel ook wat wij met PARCUM willen doen. We willen religie benaderen als een verhaal, of beter: als een van de vele verhalen die mensen vertellen. Het hoeft niet de ultieme waarheid te zijn, want andere tradities hebben hun eigen verhalen en ideeën en die kunnen perfect naast elkaar bestaan. We willen dus zowel duiden op die verhaalwaarde als de relativiteit ervan. We hopen dat het onze bezoekers in staat stelt om religie in een breder kader te zien, als een mogelijke manier om als
mens om te gaan met ons bestaan.”

Van Heemstra: “Is dat ook waarom jullie als museum graag wilden deelnemen aan het stadsfestival KNAL!, dat in het teken staat van de big bang?”

Kusters: “Ja. Onze werking draait natuurlijk in eerste instantie rond religieus erfgoed, maar we vinden het belangrijk om de blik te verruimen en telkens weer die vertaling te maken van wat religieus erfgoed vandaag de dag kan betekenen. Daarnaast bracht het stadsfestival natuurlijk ook een aantal zingevingsvragen naar boven: Waar komen we vandaan? Waar gaan we naartoe? En hoe beleven we dat hele deel ertussenin, ons leven op aarde? Hoe geven we daar zin aan? Hoe gaan we om met vergankelijkheid? Al die vragen blijven erg actueel. Daarom vonden we het heel interessant om daar samen met jou over na te denken en in dialoog te gaan. We willen de bezoeker ook laten zien dat je religieus erfgoed niet altijd vanuit die ene traditionele invalshoek – religie – hoeft te benaderen.”

Generationeel geheugenverlies

Kusters: “In je boek schrijf je onder meer over ‘generationeel geheugenverlies’, bepaalde kennis die gewoon verdwijnt met de tijd. Dat klinkt voor ons heel herkenbaar: hoe langer hoe meer verdwijnt die katholieke traditie naar de achtergrond, en dus ook het geheugen van alles wat verbonden is met religieus erfgoed. Dat is onze grootste uitdaging: welke kennis is er nog en hoe brengen we die over naar volgende generaties? We vinden het belangrijk om religieus erfgoed uit het klassieke, historische jargon te halen, waarin het per definitie is gekoppeld aan religie. Veel mensen denken spontaan: ik ben niet gelovig dus alles wat erbij komt kijken, is ook niet aan mij besteed. Terwijl het helemaal niet zo hoeft te zijn: religieus erfgoed gaat over zoveel meer dan religie. Het gaat net zo goed over de grote levensvragen die ook vandaag nog betekenisvol kunnen zijn.”

Van Heemstra: “Het is inderdaad jammer dat sommige dingen gewoon verdwijnen uit het collectieve geheugen. Ik moet nu denken aan de besloten hofjes die ik laatst bij jullie zag, die kleine kastjes met prachtig houtsnijwerk en schilderijtjes erin, gemaakt door kloosterzusters. Wat een vakmanschap spreekt daaruit! Als je zoiets nu zou maken, dan zou je zonder meer een topkunstenaar zijn, maar vroeger bestond die kennis en kunde blijkbaar gewoon, zodat gewone mensen dit soort waanzinnige dingen konden maken. Daar was ik heel erg van onder de indruk.”

Kusters: “Ja, het is haast ontroerend om te zien dat iemand daar zo geconcentreerd mee bezig is geweest. Natuurlijk zouden we met PARCUM alleen de grote topstukken kunnen brengen – al is zo’n besloten hofje natuurlijk ook een topstuk – maar het is een heel bewuste keuze om dat niet te doen en ook aandacht te besteden aan ander religieus erfgoed, vaak kleinere objecten, maar waar ook een heel verhaal aan vasthangt. Elk object vertelt ons iets over de mens en hoe hij of zij in de wereld stond. En het is precies die verhalende waarde die we naar voren willen brengen. Waren er objecten uit deze tentoonstelling die je ook hebben aangesproken?”

Van Heemstra: “Ja, dat hemelgat vond ik heel mooi, en tegelijk heel grappig. Mensen maakten een gat in een gewelf, alsof je er plots zomaar door zou kunnen verdwijnen, recht naar de hemel.”

Kusters: “Ja, het is inderdaad grappig, maar tegelijk vind ik het ontzettend ontroerend. Het is bijna een ultieme ontsnappingspoging, een poging om het verdwijnen te begrijpen. Het toont niet het ‘verdwenen zijn’, maar de handeling van het verdwijnen zelf, om die tussenstap begrijpelijk te maken. Dat lijkt me heel menselijk.”

Frank Ruiter
Frank Ruiter

Glimwormen

Kusters: “Je zegt en schrijft vaak dat je rustig wordt door te kijken naar de hemel en de sterren. Heel veel mensen delen dat gevoel niet en vinden die sterrenhemel net beangstigend. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik als kind bij mijn oma niet door de Viewmaster durfde te kijken naar een afbeelding van de ruimte omdat ik er bang van was. Intussen is die angst wel verdwenen, maar ik heb dat gevoel altijd onthouden. Het fascineert me dus dat jij precies het tegenovergestelde ervaart. Hoe zouden we dat kunnen verklaren?”

Van Heemstra: “Het lijkt inderdaad alsof er twee mogelijke reacties zijn op de ruimte. Ze laat in elk geval niemand onverschillig. Maar hoe dat komt … Ik heb er ook niet meteen een verklaring voor. Ik weet dat ik die angst zelf nooit gevoeld heb, maar ik ken veel mensen die er net als jij door werden afgeschrikt. Ik moet wel zeggen: toen ik jong was, ben ik ooit eens uit een bootje gevallen, heel ver van de kust, en toen riep mijn zus: ‘Hier zitten haaien!’ Sindsdien kan ik dus wel een beetje in paniek raken op de open zee, misschien is dat gevoel vergelijkbaar met jouw angst voor de ruimte (lacht). De rust die ik ervaar door naar de sterren te kijken, is voor mij vooral een bevestiging van iets wat ik altijd al voelde, namelijk dat je als mens tegelijkertijd heel groot en heel klein bent, en dat je een onderdeel bent van iets anders. Ik herinner me dat ik me als kind ook al op de een of andere manier één voelde met de natuur. Die ervaring echoot heel erg als ik vandaag met het universum bezig ben.”

Kusters: “Je bent ook een boekje aan het schrijven naar aanleiding van deze tentoonstelling. We waren enigszins verbaasd toen we vernamen dat je glimwormen hebt gekozen als uitgangspunt (lacht).”

Van Heemstra: “Ja, het klinkt misschien wat onnozel, zulke onooglijke kevertjes… Ze stonden natuurlijk ook al in mijn laatste boek, dat eindigt met de ontdekking van glimwormen in het park bij mij om de hoek. Ik ging het donker opzoeken om meer licht te kunnen zien aan de hemel, maar in plaats daarvan vond ik licht vlak bij mij. Die ervaring heeft me aan het denken gezet over waar we naar kijken, wat we zoeken, wat we vinden. En sindsdien laten die glimwormen me op de een of andere manier niet meer los. Wat ik zo leuk vind, is dat ze in de literatuur ook allerlei religieuze connotaties hebben, als wegwijzers en tekens van iets hogers – ze zijn haast een soort rituele wezens. Ze stonden bijvoorbeeld heel lang symbool voor de Plejaden, want ze verschenen ongeveer tegelijk met die sterren, in de periode tussen juni en augustus. Dat was de tijd om te oogsten, dus ze vervulden ook een soort seizoensfunctie: je kon niet oogsten voor je de glimwormen had gezien. Ik vind glimwormen een mooie metafoor voor het contrast tussen licht en donker, en in die zin passen ze heel goed bij deze tentoonstelling. Ze passen ook bij deze tijd, waarin we zoveel verliezen. Bovendien is de glimworm een heel zeldzaam dier, en dan vind ik er toch gewoon eentje bij mij om de hoek. Die ervaring, van veel verliezen en dan plots iets vinden wat je helemaal niet verwacht, vond ik heel mooi. Ik wilde dat alles verwerken in een groter verhaal over hemel en aarde en hoe we navigeren tussen die twee. In elk geval vond ik het belangrijk om iets helemaal nieuws te schrijven bij de tentoonstelling.”

Kusters: “Waar komt je fascinatie voor licht en donker vandaan? Je hebt bijvoorbeeld ook het project Nacht-Wacht, waarin je op zoek gaat naar de waarde van het donker en de nacht.”

Van Heemstra: “Dat heeft ook weer te maken met mijn fascinatie voor datgene wat we niet zien. In het donker is er een wereld waarin je kunt verdwalen of jezelf kunt verliezen. In heel veel religieuze tradities is de nacht ook een periode van transformatie, bezinning of gevaar – waarin je bijvoorbeeld plots van een mens kunt veranderen in een wolf. In andere culturen is het donker dan weer een tijd van heling, omdat je ’s nachts wordt geconfronteerd met heftige dingen die je overdag kunt wegduwen, maar
die in alle hevigheid terugkomen in het donker. Het is dus een hele bijzondere, transformatieve fase, maar die verdwijnt stilaan uit onze cultuur want wij kennen geen écht donker meer, we leven permanent in het licht. Cultureel gezien denk ik nochtans dat het heel interessant is om duisternis te hebben, ook voor zingeving. Ik vind het dus een heel treurig idee dat wij haast ongemerkt een gebied zonder sterren zijn geworden. Millennia lang hebben mensen naar boven gekeken vol verwondering, ze hebben verhalen bedacht. En plots, op nog geen dertig jaar tijd – wat natuurlijk erg kort is in de hele menselijke geschiedenis – zijn we mensen geworden zonder een sterrenhemel. Af en toe zien we er nog wel eentje op vakantie, maar we leven niet langer onder
de sterren. Er is heel veel licht, maar we zijn ook heel veel licht verloren. En het licht dat we verloren zijn, was net wat ons verbond met alle generaties die voor ons kwamen.”

Kusters: “Het lijkt me tekenend voor de maatschappij waarin we leven. We zijn gericht op de aarde, maar voor het grotere geheel en onze plek daarin hebben we bijna geen oog meer. Daardoor is het zomaar mogelijk dat we op een dag beseffen dat we geen sterren meer zien.”

Van Heemstra: “Precies, en dat is vreemd, want als je kijkt naar de geschiedenis, dan zie je dat hemellichamen heel vaak werden verbonden met historische gebeurtenissen. Er zijn verhalen over beroemde kometen of zonsverduisteringen die werden gelinkt aan de start of het einde van een oorlog of een andere ingrijpende gebeurtenis. De mensen keken naar boven, zagen iets aan de hemel en interpreteerden dat. Ze pasten hun leven daaraan aan. Dat soort bijzonderheden kón ook onmogelijk onopgemerkt voorbijgaan. Terwijl we een zonsverduistering de dag van vandaag zomaar zouden kunnen missen, want we zijn de verbinding met het universum grotendeels kwijtgeraakt. Dat vind ik ontzettend jammer en dus probeer ik er via mijn werk weer aandacht voor te vragen.”

Themanummer 'Blik op oneindig'

Dit interview is ook te lezen in het derde themanummer van het PARCUM-magazine. Dit magazine bundelt interviews, verhalen, artikels, ... over oorsprong, vergankelijkheid en hoop in religieus erfgoed. Met bijdrages van Liesbet Kusters, Marjolijn van Heemstra, Leen Decin, Jonas Slaats, ... Het magazine is te koop in onze museumshop.

Andere interessante blogartikels